Home  /  Natuur en milieu  /  Parken en groen  /  Afstand van beplantingen

Afstand van beplantingen


Wil u als bewoner beplantingen uitvoeren op uw eigendom (struiken, hagen, bomenrijen of bosaanplantingen), dan moeten hierbij bepaalde minimum afstanden gerespecteerd worden, die kunnen verschillen naargelang de ligging. Hieronder geven we graag een overzicht:

1. Langs particuliere eigendomsgrenzen

Alle beplantingen moeten minimaal op de hierna bepaalde afstanden van de perceelsgrens staan:

  • bomen die minstens 2 meter hoog zijn: 2 meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom
  • andere bomen, struiken en hagen: op een halve meter.

Uitzonderingen zijn:

  • als partijen hierover een contract hebben gesloten (overeenkomst, notariële akte)
  • als de beplanting al meer dan 30 jaar op dezelfde plaats staat (30-jarige verjaring)
  • beplantingen die niet hoger reiken dan de afsluiting tussen de percelen want hiertegen kan een buur zich niet verzetten.

Let wel: dit zijn minimum afstanden; voor een gemakkelijker onderhoud (snoeien), raden wij aan om indien mogelijk een iets ruimere afstand te nemen.

2. Voor bosaanplantingen in een landbouwzone

Bij heraanplanting: zelfde afstand als de vorige aanplanting.
Bij nieuwe aanplantingen: min. 6m van de eigendomsgrens.

3. Langs gewestwegen

Voor beplantingen van meer dan 1,50m hoogte: min. 2m van de grens van de weg.
Voor beplantingen van minder dan 1,50m hoogte: min. 0,25m van de grens van de weg.

4. Langs provinciale wegen

Voor hoogstammige bomen: min. 2m achter de rooilijn; in bochten mogen zij het zicht niet belemmeren.
Voor laagstammige bomen en hagen: min. 0,50m achter de rooilijn, met een maximumhoogte van 1,25m boven het wegdek. Langs de bolle kant van de onoverzichtelijke bochten mogen zij een maximumhoogte van 0,75m bereiken.

5. Langs spoorwegen

Voor hoogstammige bomen: min. 6m van de uiterste rand van de spoorweg (talud inbegrepen);
min. 20m van de uiterste rand van de spoorweg in bochten met een straal kleiner dan 500m.
Bovendien mogen de bomen niet hoger zijn dan de afstand tussen de voet van de boom en de uiterste rand van de spoorweg.

6. Langs buurtwegen

Levende hagen: min. 0,50m achter de grens van de weg. Langs de bolle kant van onoverzichtelijke bochten van de verharde wegen mogen de hagen een maximumhoogte van 0,75m boven het wegdek bereiken.

7. Langs buurtwegen (in uitoefening van het plantrecht)

Bomen:
  • min. 3m van de rand van de verharding van de weg;
  • min. 2m van de rand van de verharding van een fietspad;
  • min. 5m uit de as van de onverharde buurtwegen.
Bovendien moeten de bomen op min. 6m van elkaar en op 0,50m van de binnenkant van de gracht of, indien er geen gracht is, op min. 0,50m van de grens van de weg, geplant worden.

Een buurtweg ontstond doordat het publiek over particulier eigendom ging om bv. een kortere weg te kunnen nemen. Het particulier terrein werd zo dus publiek. De eigenaars van die buurtweg zijn de ‘aangelanden’. Aangelanden mogen bomen bezitten op hun buurtweg. Dit wordt het ‘plantrecht’ genoemd. Dit recht is echter meestal uitgedoofd of opgeheven.

8. Langs niet geklasseerde waterlopen (beken, sloten …)

Zonder machtiging: min. 3m van de uiterste boord.
Met machtiging (van de provincie): tot op 1m van de uiterste boord, afhankelijk van de boomsoort.

9. Langs geklasseerde waterlopen

Het is verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te behouden op minder dan 6m van hun oevers.
Geklasseerde waterlopen zijn waterlopen die, al dan niet als bevaarbaar geklasseerd, voorkomen in de atlas die in te kijken is op de dienst openbare werken van de gemeente.
Er bestaat ook een atlas voor buurtwegen die eveneens in te kijken is op de dienst openbare werken.